Monday, December 25, 2006

Een iglo in A (kerstverhaal)

Het sneeuwde en iedereen was blij, behalve Willem. Hij staarde somber door het raam. Zeven verdiepingen lager bogen kleine mensjes zich verwonderd naar de grond. Echte blijven-liggen-sneeuw. En dat op 24 december!
Hij gooide zijn sportschoenen in een hoek. Gaan rennen in het stadspark was uitgesloten. Dan maar wandelen, dacht hij. Het werd snel donker, maar door de sneeuw zouden de wandelpaden zichtbaar blijven.

Er waren geen andere wandelaars. Niet erg, dacht Willem. Hij genoot van de krakende sneeuw onder zijn laarzen, van de warmte in zijn handschoenen en van de knisterende koude rond zijn kin.

Bij de speeltuin zag hij beweging. Iemand was druk bezig met pakken sneeuw te proppen onder het iglo-klimrek. Heel even dacht hij zich om te keren, maar de jonge man had hem gezien en zwaaide.
Het is Jack, dacht Willem. Wat doet hij hier? Ik dacht dat hij allang het land uit was.

‘Hi Jack,’ riep hij, ‘What are you doing?’ Jack lachte zijn witte tanden bloot en gaf hem een zwarte, natte hand.
‘Ik bouw een iglo, man, zie je dat niet?’
‘Bedoel je echt een iglo? Om in te slapen?’
Jack lachte weer.
‘Yes man, dat is eens wat anders dan onder de brug.’
Hij duwde met zijn armen een hoop sneeuw bij elkaar en bracht het naar het klimrek.
‘Help me een handje, dan nodig ik je uit in mijn huis!’ riep hij over zijn schouder.

Ze werkten zich warm en na een uur was de iglo klaar. De muren waren dik, de toegang smal, en dicht bij elkaar leek het binnen minder koud dan buiten.

‘En nu’, zei Jack, ‘gaan we kerstavond vieren.’ Uit zijn jaszak haalde hij twee halfopgebrande theelichtjes en een heupfles rum. Hij stak de lichtjes aan, nam zelf eerst een slok en bood Willem de fles aan.
Toen hij Willem zag twijfelen, betrok zijn gezicht.
‘Moet je weg? Naar je familie?’
‘Mijn familie, aarzelde Willem, is ver weg.’
‘Waar dan?’ vroeg Jack.
‘In Oostende.’ zei Willem.
‘Oostende, man? Aan de kust? Waar de boot naar Engeland vertrekt? Dat is toch niet ver? Afrika! Dat is ver!’
Voor Willem, die je er al jaren niet meer was geweest, leek Oostende heel ver. Hij dacht aan zijn moeder, waarschijnlijk druk in de weer in de keuken, en aan zijn vader, die zich vast met alles zou bemoeien. Hij vroeg zich af hoe de kinderen van zijn zus er uit zouden zien.

‘Antwerpen, Oostende, Dover, Londen …’ Jack somde enthousiast het rijtje op.
‘Weet je waar mijn familie is, Willem? In Londen! Daar spreekt iedereen Engels en kan ik alles verstaan! Daar is mijn toekomst en daar zal ik een familie hebben.’ Hij nam nog een slok van de rum en liet zich achterover vallen.
‘O man, wat ben ik moe’ kreunde hij. De achterwand van de iglo kraakte.

Willem schudde zijn hoofd. Londen, daar was Jack al zolang over bezig, al sinds hun eerste ontmoeting, afgelopen zomer. En Oostende … was inderdaad slechts een treinreis ver.
Hij boog zich over Jack. In het flauwe licht van de kaarsjes, kon hij Jacks donkere gezicht zien. Hij snurkte als een verkouden kind. Een kind zonder ouders, zussen of broers, dat het verleden gewist had en nog enkel een droom had om naar te verlangen.

‘Weet je wat, Jack?’ fluisterde hij, ‘slaap nog wat. Straks maak ik je wakker en dan lopen we samen naar het Centraal Station. We gaan naar mijn familie in Oostende en morgen koop ik jou een kaartje voor de Ferry naar Dover.’
Jack kreunde bijna onhoorbaar en bewoog in zijn slaap.
Willem blies in zijn handen maar hij had het niet koud.

Friday, December 15, 2006

Lopen in Den Brandt

Toen ik nog op het kiel woonde, was park den Brandt “mijn park”. Ik ging er vaak lopen met Mimount, mijn buurvrouw.
Nu vraagt het wat meer inspanning. Het is twintig minuten fietsen heen en nog eens twintig terug. Maar het loont de moeite. En als eindelijk verslaafde, kan ik het zelfs opbrengen om dat twee keer per week te (gaan) doen. Daar heeft Mimount voor gezorgd. Ze is zelf ook verhuisd, maar woont nu nog dichter bij het park. Aan haar vraag om op maandag- en vrijdagochtend weer te gaan lopen, kan ik niet weerstaan. Lopen met Mimount is namelijk nog veel leuker. Twee rondjes rond Den Brand zijn zo om. Mimount is mijn persoonlijke vertelster van verhalen van duizend en één nacht.

Vandaag was het dan ook heerlijk lopen. Het weer zat mee, lekker fris met toch een aarzelend zonnetje. We praatten en lachten. Een wandelaar keek om. Ook in Den Brandt groeit gras in de vijver. Maar dat komt ook nog wel goed.

Saturday, December 09, 2006

Water

Na de regen van de afgelopen dagen staat er een plas water in de vijver. Alle eenden zwemmen met blinkende oogjes in het rond. De duiven en de meeuwen kijken goedkeurend toe vanaf de kant. Het witte konijn rent heen en weer alsof het nog nooit van myxomatose heeft gehoord. Zou het toch nog goedkomen met de wereld?

Monday, December 04, 2006

Eindelijk verslaafd

Ik had het me nooit kunnen voorstellen maar gisteren was het zover. Mijn hele lichaam snakte ernaar. Nochtans was ik de hele dag in beweging geweest en had ik helemaal geen tijd, want nog zeker 6 puntjes op mijn te doenlijst. Het was 4 uur in de namiddag en het grijze buitenlicht begon te dimmen. Ik dweilde snel de badkamer en nam nog gauw de keuken mee. Toen ik daarmee klaar was rukte ik zowat de kleren van mijn lijf en … trok ik mijn loopbroek aan. Ik kwam pas tot rust toen ik de zachte ondergrond van het park onder mijn voeten voelde.
Eindelijk, dacht ik, eindelijk verslaafd.
In sommige dingen ben ik erg traag. Blijkbaar ook in het opbouwen van conditie en loopverslaving. Ik plan 2 à 3 loopjes per week. Maar er wordt al eens een dagje verschoven of zelfs overgeslagen. Sinds ik een hartslagmeter heb, gaat het iets beter. Ik loop trager, regelmatiger en meer ontspannen. Achteraf voel ik me zo lekker dat ik al uitkijk naar de volgende sessie.
Maar een hartslagmeter kan ook onverbiddelijk zijn. Na de euforie kwam de teleurstelling. Mijn lichaam wou al de hele dag naar buiten, zuurstof opdoen, de geur van natte bladeren ruiken. In plaats daarvan had ik het de hele dag afgebeuld en opgejaagd. Nog geen 100 m ver protesteerde het al. Mijn rechterknie deed pijn en mijn hartslagmeter begon te piepen en wou niet ophouden voor ik ging stappen in plaats van lopen. Na nog een paar pogingen gaf ik het op en deed ik mijn rondjes rond de vijver in een stevige wandelpas. En zelfs dat viel me zwaar.
Ik werd een beetje boos op mijn eigen lijf. Je moet weten wat je wil, sprak ik het toe. Maar het antwoordde niet, het was hondsmoe.

Ik richtte mijn aandacht dan maar op het park. De afgelopen dagen zijn er flink wat bladeren afgewaaid en afgeregend. Plots kon ik de appartementsgebouwen en de hotels rond het park veel beter zien. Zeker nu het halfdonker was en overal de lichten aangingen. Het park begon er nat en naakt uit te zien. Er liepen nog een paar wandelaars rond. Fijn, dacht ik, ik ben niet de enige gek die van dit rare park houdt.