Wednesday, November 01, 2006

herfst in het zuiden

Als alles meezit, is een vliegreis tegenwoordig niet veel lastiger dan een busreis. Na amper anderhalf uur stonden mijn zus Anne en ik op de grond in Carcassonne, waar ons een comfortabele Peugeot 206 wachtte. Onderweg naar Fourques, nog eens anderhalf uur rijden, luisterden we naar radio Nostalgie en probeerden we nog niet te veel te denken aan onze missie. Toegewijde ouders bespreken op een bepaald moment de toekomst met hun kinderen. Een halve eeuw later is het aan de kinderen om met hun ouders hetzelfde te doen.
Onze ouders vinden ouder worden aartsmoeilijk. Ik kan er in komen. Ik begin het zelf al moeilijk te vinden. Mijn moeder glijdt weg in afwezigheid, slaap, verstrooidheid, kinderlijke onmacht. Haar blik is vaak naar binnen gekeerd. Als ik haar dunne haar voorzichtig föhn en me vervolgens naar de badkamer haast om haarlak te zoeken, maant ze me aan tot kalmte. Ik vind het niet erg om te wachten, zegt ze. Wachten is misschien niet zo erg, als je weet waarop je wacht. Wachten tot je eigen tijd verstrijkt, moet inderdaad lastig zijn en uitnodigen tot slaap en verdoving.

Mijn vader, daarentegen, gaat in verzet. Hij brengt zijn dagen door met het bedenken en uitvoeren van oplossingen voor kleine en grote problemen. Alles wat kapot is, herstelt hij zelf, half op de tast, met de middelen die hij heeft: versleten gereedschap en restjes plakband en draad. Aan iedereen die de moeite wil doen om te luisteren, vertelt hij hoe moeilijk het leven wordt. Hij vertelt en herhaalt anekdotes, een beetje smekend. Alsof hij hoopt dat we oplossingen hebben, of misschien iemand weten, die een oplossing heeft.

We hebben voorzichtig gevraagd of ze naar België terug willen komen. We zouden een comfortabele plek kunnen zoeken. Mijn vader zei meteen ja, mijn moeder zei even resoluut neen. Het weer, zei mijn moeder, ik zou er niet meer aan kunnen wennen.

Ook dat kan ik begrijpen. Als alles moeilijk wordt, is er nog steeds de zon in een blauwe hemel. Een betere troost is er niet.

Zelf ben ik de afgelopen dagen af en toe troost gaan zoeken tussen de oneindige wijngaarden achter het dorp. De oogst is al een paar weken binnen. Tussen de bruinrode bladeren hangen nog kleine trosjes achtergebleven druiven. Te horen aan de geweerschoten en het hondengeblaf, hebben de wijnboeren nu even tijd om te gaan jagen. Ik voel de koelte van de aarde rond mijn enkels. En de uitdrogende kruiden, vooral tijm en rozemarijn, geven het laatste van hun geuren vrij. Ik zou mijn ouders graag berusting willen leren. Maar het enige wat ik kan doen, is zelf al beginnen te oefenen.

1 comment:

Unknown said...

Christine, dit is zo mooi dat ik wat jaloers ben.
E.