Monday, December 25, 2006

Een iglo in A (kerstverhaal)

Het sneeuwde en iedereen was blij, behalve Willem. Hij staarde somber door het raam. Zeven verdiepingen lager bogen kleine mensjes zich verwonderd naar de grond. Echte blijven-liggen-sneeuw. En dat op 24 december!
Hij gooide zijn sportschoenen in een hoek. Gaan rennen in het stadspark was uitgesloten. Dan maar wandelen, dacht hij. Het werd snel donker, maar door de sneeuw zouden de wandelpaden zichtbaar blijven.

Er waren geen andere wandelaars. Niet erg, dacht Willem. Hij genoot van de krakende sneeuw onder zijn laarzen, van de warmte in zijn handschoenen en van de knisterende koude rond zijn kin.

Bij de speeltuin zag hij beweging. Iemand was druk bezig met pakken sneeuw te proppen onder het iglo-klimrek. Heel even dacht hij zich om te keren, maar de jonge man had hem gezien en zwaaide.
Het is Jack, dacht Willem. Wat doet hij hier? Ik dacht dat hij allang het land uit was.

‘Hi Jack,’ riep hij, ‘What are you doing?’ Jack lachte zijn witte tanden bloot en gaf hem een zwarte, natte hand.
‘Ik bouw een iglo, man, zie je dat niet?’
‘Bedoel je echt een iglo? Om in te slapen?’
Jack lachte weer.
‘Yes man, dat is eens wat anders dan onder de brug.’
Hij duwde met zijn armen een hoop sneeuw bij elkaar en bracht het naar het klimrek.
‘Help me een handje, dan nodig ik je uit in mijn huis!’ riep hij over zijn schouder.

Ze werkten zich warm en na een uur was de iglo klaar. De muren waren dik, de toegang smal, en dicht bij elkaar leek het binnen minder koud dan buiten.

‘En nu’, zei Jack, ‘gaan we kerstavond vieren.’ Uit zijn jaszak haalde hij twee halfopgebrande theelichtjes en een heupfles rum. Hij stak de lichtjes aan, nam zelf eerst een slok en bood Willem de fles aan.
Toen hij Willem zag twijfelen, betrok zijn gezicht.
‘Moet je weg? Naar je familie?’
‘Mijn familie, aarzelde Willem, is ver weg.’
‘Waar dan?’ vroeg Jack.
‘In Oostende.’ zei Willem.
‘Oostende, man? Aan de kust? Waar de boot naar Engeland vertrekt? Dat is toch niet ver? Afrika! Dat is ver!’
Voor Willem, die je er al jaren niet meer was geweest, leek Oostende heel ver. Hij dacht aan zijn moeder, waarschijnlijk druk in de weer in de keuken, en aan zijn vader, die zich vast met alles zou bemoeien. Hij vroeg zich af hoe de kinderen van zijn zus er uit zouden zien.

‘Antwerpen, Oostende, Dover, Londen …’ Jack somde enthousiast het rijtje op.
‘Weet je waar mijn familie is, Willem? In Londen! Daar spreekt iedereen Engels en kan ik alles verstaan! Daar is mijn toekomst en daar zal ik een familie hebben.’ Hij nam nog een slok van de rum en liet zich achterover vallen.
‘O man, wat ben ik moe’ kreunde hij. De achterwand van de iglo kraakte.

Willem schudde zijn hoofd. Londen, daar was Jack al zolang over bezig, al sinds hun eerste ontmoeting, afgelopen zomer. En Oostende … was inderdaad slechts een treinreis ver.
Hij boog zich over Jack. In het flauwe licht van de kaarsjes, kon hij Jacks donkere gezicht zien. Hij snurkte als een verkouden kind. Een kind zonder ouders, zussen of broers, dat het verleden gewist had en nog enkel een droom had om naar te verlangen.

‘Weet je wat, Jack?’ fluisterde hij, ‘slaap nog wat. Straks maak ik je wakker en dan lopen we samen naar het Centraal Station. We gaan naar mijn familie in Oostende en morgen koop ik jou een kaartje voor de Ferry naar Dover.’
Jack kreunde bijna onhoorbaar en bewoog in zijn slaap.
Willem blies in zijn handen maar hij had het niet koud.

Friday, December 15, 2006

Lopen in Den Brandt

Toen ik nog op het kiel woonde, was park den Brandt “mijn park”. Ik ging er vaak lopen met Mimount, mijn buurvrouw.
Nu vraagt het wat meer inspanning. Het is twintig minuten fietsen heen en nog eens twintig terug. Maar het loont de moeite. En als eindelijk verslaafde, kan ik het zelfs opbrengen om dat twee keer per week te (gaan) doen. Daar heeft Mimount voor gezorgd. Ze is zelf ook verhuisd, maar woont nu nog dichter bij het park. Aan haar vraag om op maandag- en vrijdagochtend weer te gaan lopen, kan ik niet weerstaan. Lopen met Mimount is namelijk nog veel leuker. Twee rondjes rond Den Brand zijn zo om. Mimount is mijn persoonlijke vertelster van verhalen van duizend en één nacht.

Vandaag was het dan ook heerlijk lopen. Het weer zat mee, lekker fris met toch een aarzelend zonnetje. We praatten en lachten. Een wandelaar keek om. Ook in Den Brandt groeit gras in de vijver. Maar dat komt ook nog wel goed.

Saturday, December 09, 2006

Water

Na de regen van de afgelopen dagen staat er een plas water in de vijver. Alle eenden zwemmen met blinkende oogjes in het rond. De duiven en de meeuwen kijken goedkeurend toe vanaf de kant. Het witte konijn rent heen en weer alsof het nog nooit van myxomatose heeft gehoord. Zou het toch nog goedkomen met de wereld?

Monday, December 04, 2006

Eindelijk verslaafd

Ik had het me nooit kunnen voorstellen maar gisteren was het zover. Mijn hele lichaam snakte ernaar. Nochtans was ik de hele dag in beweging geweest en had ik helemaal geen tijd, want nog zeker 6 puntjes op mijn te doenlijst. Het was 4 uur in de namiddag en het grijze buitenlicht begon te dimmen. Ik dweilde snel de badkamer en nam nog gauw de keuken mee. Toen ik daarmee klaar was rukte ik zowat de kleren van mijn lijf en … trok ik mijn loopbroek aan. Ik kwam pas tot rust toen ik de zachte ondergrond van het park onder mijn voeten voelde.
Eindelijk, dacht ik, eindelijk verslaafd.
In sommige dingen ben ik erg traag. Blijkbaar ook in het opbouwen van conditie en loopverslaving. Ik plan 2 à 3 loopjes per week. Maar er wordt al eens een dagje verschoven of zelfs overgeslagen. Sinds ik een hartslagmeter heb, gaat het iets beter. Ik loop trager, regelmatiger en meer ontspannen. Achteraf voel ik me zo lekker dat ik al uitkijk naar de volgende sessie.
Maar een hartslagmeter kan ook onverbiddelijk zijn. Na de euforie kwam de teleurstelling. Mijn lichaam wou al de hele dag naar buiten, zuurstof opdoen, de geur van natte bladeren ruiken. In plaats daarvan had ik het de hele dag afgebeuld en opgejaagd. Nog geen 100 m ver protesteerde het al. Mijn rechterknie deed pijn en mijn hartslagmeter begon te piepen en wou niet ophouden voor ik ging stappen in plaats van lopen. Na nog een paar pogingen gaf ik het op en deed ik mijn rondjes rond de vijver in een stevige wandelpas. En zelfs dat viel me zwaar.
Ik werd een beetje boos op mijn eigen lijf. Je moet weten wat je wil, sprak ik het toe. Maar het antwoordde niet, het was hondsmoe.

Ik richtte mijn aandacht dan maar op het park. De afgelopen dagen zijn er flink wat bladeren afgewaaid en afgeregend. Plots kon ik de appartementsgebouwen en de hotels rond het park veel beter zien. Zeker nu het halfdonker was en overal de lichten aangingen. Het park begon er nat en naakt uit te zien. Er liepen nog een paar wandelaars rond. Fijn, dacht ik, ik ben niet de enige gek die van dit rare park houdt.

Wednesday, November 29, 2006

Close encounters of the third kind


Doorgaans fotografeer ik geen mensen. Dat durf ik gewoon niet. Maar de man die 's morgens de vuilnisbakken leegmaakt, liep pardoes door mijn beeld. En dus klikte ik maar. Ik schrok er zelf een beetje van. Vandaar het onscherpe beeld.
Even later sprak ik hem aan. Of hij soms wist welke boom dat was. Die hoge met die bruine smalle blaadjes, die er nu allemaal afvallen en heel lekker ruiken. Hij dacht dat het een Amerikaan of een Afrikaan was. Eentje die zijn bladeren verliest. Dat was duidelijk. Hij wees met zijn prikstok in de richting van de boom. Er hangt misschien een plaatje op, zei hij. We liepen er samen heen. Het bleek een moerascipres te zijn. Ik bedankte de man en hij glimlachte verlegen.
Plots vond ik hem aardig en kreeg ik spijt van wat ik eerder over hem schreef. Misschien worden we nog vrienden.

De bodem van de vijver



Tuesday, November 28, 2006

Alle eendjes zwemmen in het water …


... behalve de eenden in het stadspark. Gisteren fietste ik een stukje door het park en werd de buitenweg versperd door een horde eenden. Ze waren eensgezind uitgebroken en marcheerden naar de straatkant. Misschien willen ze naar het politiebureau, dacht ik. Els en ik zijn er ook al een keertje gaan vragen hoe het nu met de vijver moet.
Naar het schijnt is er niet meteen een oplossing. Het water sijpelt weg als gevolg van de werken aan de hoge snelheidsverbinding.
Hoe moeten de kleine eendjes nu leren zwemmen?, hoorde ik onlangs een dame hardop vragen. De lente is nog ver weg, maar ik vraag het me nu ook elke dag opnieuw af. Zouden de eenden wel eieren gaan leggen? In hun plaats zou ik het niet doen. Uit protest. Maar ik ben nu eenmaal geen eend.

Saturday, November 18, 2006

De koningin van het flatgebouw

Het mysterie van de kapotte kinderfietsbanden is nog steeds niet opgelost. Toch heb ik het idee dat iedereen aan dezelfde persoon denkt, maar niemand durft zijn of haar naam hardop uit te spreken. Ik ook niet. Laat staan dat ik hem hier opschrijf. Ik durf het nauwelijks aan om ook maar iemand van mijn buren met de naam te noemen of zelfs maar vaag te beschrijven. Dat is iets waar ik vaak over pieker. Mag ik hier op het net, zomaar over echte mensen schrijven? Ook al vind ik ze aardig? Want ik zou het zo graag eens over mevrouw S. hebben. Zij en haar man, twee kranige tachtigers, verlieten vandaag het gebouw in vol ornaat. Wat zijn jullie mooi!, kon ik niet nalaten uit te roepen. Is het soms een joodse feestdag vandaag? Nee, zei de glunderende dame, we gaan naar een receptie. Ze droeg een zwarte rok, een zwartpaars geruit chanel-achtig jasje en een lila zijden sjaal, die prachtig afstak tegen haar zilverwitte haar.
Ik complimenteerde haar met de kleuren en ze trok me even terzijde. Dat is al twaalf jaar oud, fluisterde ze in mijn oor, ik heb het zelf vermaakt, want het was uit de mode. Ze vormde een schaar met haar vingers en knipte een denkbeeldige strook van de onderkant van het jasje. Mijn bewondering steeg nog. Het was een beetje alsof Koningin Paola zelf toegaf dat ze haar kleren vermaakte. Voor ons is mevrouw S. de koningin van het flatgebouw. We zijn allebei dol op haar. Als ik het geluk heb om haar tegen te komen bij de lift, popel ik om aan Els te vertellen wat ze allemaal gezegd heeft en wat ze aan had, tot in de details. Vorige week droeg ze een warm oranje driekwart jasje met een kasjmieren sjaal in oranje en bruine tinten. Ze was gewoon om op te eten! En als Els haar heeft gezien en zelfs heeft gesproken ben ik altijd een beetje jaloers.
Niet alleen ziet ze er op haar tachtigste, met een beetje kundig aangebrachte make-up, nog bloedmooi uit, ze verstaat de kunst om de meest intrigerende verhalen te vertellen in zeer korte tijd. Van de buitendeur tot de lift vat ze haar persoonlijke en erg aangrijpende oorlogsverleden samen en van de lift tot haar voordeur krijg ik het verhaal van de onbetrouwbare aannemer die haar liet zitten met een halfafgewerkte keuken. Onlangs is ze op klaarlichte dag op straat overvallen en dat verhaal hoop ik vroeg of laat van haar kersrode lippen te ontlokken.
Een ontmoeting met mevrouw S. maakt mijn dag goed. Ooit, toen het geijzeld had, heb ik haar op straat een arm mogen geven. Ach, van mij mag het stilaan beginnen vriezen.

Monday, November 13, 2006

Misdaad in het flatgebouw

We hebben het van horen vertellen, maar er werd al verschillende keren ingebroken in ons gebouw. Dieven kwamen van over de daken en braken in langs de brandladders. Grote stukken zullen ze op die manier wel niet kunnen verslepen hebben, maar ik kan me voorstellen dat er bij sommige buren juwelen en geld te vinden waren. De voordeur is de hele dag open maar voor de binnendeur heb je een sleutel nodig. Langs die weg lijkt het onwaarschijnlijk dat er iemand ongewenst het gebouw zou binnenkomen. Toch is er gisteren iemand in de fietsenkelder geweest en heeft er alle kinderfietsenbanden plat gestoken. Gestoken dan nog, met een mes of met een scherp voorwerp. Alleen de banden van mijn fiets waren nog intact.
De vijf fietsen van onze onderburen en het fietsje van het jongetje op het hoogste waren duidelijk met opzet onklaar gemaakt.
Wie doet nu zoiets?
Ik ben er de hele nacht mee bezig geweest en ik droomde ervan. Zelfs als het een vreemd iemand was, wat heb je er aan om banden stuk te steken? En waarom mijn fiets niet, maar wel alle anderen?
Iedereen die ik tot nu sprak, denkt dat het een medebewoner was. Waarom zou iemand anders de moeite doen om binnen te breken enkel en alleen om banden kapot te snijden? Maar als ik verder vraag, wil niemand iemand aanwijzen.
Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik zelf meteen iemand verdacht. Ik ben met een smoes gaan aanbellen en mijn vermoeden verdween als sneeuw voor de zon want de verontwaardiging bij de betrokkene leek me oprecht.
Ik ben al een paar keer het lijstje van onze buren afgelopen maar bij elke naam schud ik mijn hoofd. De twee getroffen families vallen er zeker uit. En alle anderen lijken al even onwaarschijnlijk. Hoewel… als ik ze me allemaal één voor één voor de geest haal, zie ik plots dat het ook maar mensen zijn. En als ik mijn fantasie even de vrije loop laat, kan ik me iedereen, van groot naar klein met een mes in de hand voorstellen. Op hun gezichten zie ik een grimmig masker terwijl ze het lemmet in de banden ploffen. Zelfs de dame in de rolstoel, de dokter, de kunstenaar, de aardige werkman en de kinderen zelf ontsnappen niet aan mijn verbeelding. En ook de buren die er nooit zijn, of maar de helft van de tijd en de man die vanmorgen met een grote koffer van heel ver leek te komen. En zelf waren we er gisteren ook niet. Tot mijn schrik besef ik dat ik verdachte nummer één moet zijn. Mijn fiets was immers nog heel.
Ik vrees dat we er nooit achter zullen komen. Kon ik Poirot maar even laten opdraven. Maar zelfs de politie kan hier waarschijnlijk weinig aan doen. Ik zie ons al één voor één onze vingerafdrukken moeten geven …

Tuesday, November 07, 2006

Een lichtblauwe deken

8.00 u ’s morgens. Op de weg rond de droge vijver van het stadspark ligt een lichtblauwe deken. Als ik er al voorbij ben gelopen, beginnen mijn hersenen pas vragen te produceren. Hoe komt dat deken daar? Een lichtblauwe deken met witte letters erop, waar komt dat vandaan? Heeft iemand dat ergens gekregen? Heeft iemand er onder geslapen vannacht? Waarom heeft hij of zij het daar achter gelaten? De kleur van het deken blijft op mijn netvlies hangen. Het is de lichtblauwe kleur van een valiumtabletje. Tenminste, ik meen mij te herinneren dat valiumtabletten blauw zijn. Ooit verstopte ik mij af en toe, en misschien net iets te vaak onder een valiumdekentje. Blij dat ik nu weer wakker door het leven loop.

Ik begin mijn tweede rondje. De deken ligt er nog steeds. Ik probeer iets van de witte letters te maken maar verder dan “val” kom ik niet. Na de vragen komen de plannen. Wat zal ik doen? Gewoon laten liggen? Oprapen en over de omheining hangen zodat het kan drogen en ik de tekst kan lezen? Meenemen naar huis en wassen? Het vervolgens terugbrengen en op de loer gaan liggen? Ik kies voor oprapen en ophangen.

Ik versnel wat in mijn tweede rondje en begin aan het derde. Net voorbij het vaste bankje van onze buurman, mijnheer Silber, kruis ik een oranje onderhoudsman. Het is een norse man met een verzopen gezicht die ’s morgens de vuilnisbakken leegmaakt. Ik groet hem een beetje uitdrukkelijk en kijk ondertussen in zijn handkar. De blauwe deken ligt erin. Hij groet niet terug en duwt zelfs nijdig de kar voort. Daar komen de vragen weer: Wat gaat hij met die deken doen? Bij de vuilnis gooien? Is er een afdeling verloren voorwerpen? Zou hij ze meenemen naar huis? Ik overweeg nog even om rechtsomkeer te maken en om de deken uit de kar te grissen. Maar zo vrank ben ik nu ook weer niet. Ik durf zelfs niet vriendelijk te gaan vragen of ik de deken mag hebben.

Ik loop dan maar verder. De vuilnisbakken zijn leeg. Maar op de grond liggen nog blikjes, papieren servetten en plastic zakken. Al dat achtergebleven vuil maakt mij een beetje boos. Ik zie mezelf al met een grote vuilniszak door het park gaan en alles oprapen. En dan mijn volle zak triomfantelijk afleveren bij de onderhoudsdienst. Ooit komt het er wel eens van.

Wednesday, November 01, 2006

herfst in het zuiden

Als alles meezit, is een vliegreis tegenwoordig niet veel lastiger dan een busreis. Na amper anderhalf uur stonden mijn zus Anne en ik op de grond in Carcassonne, waar ons een comfortabele Peugeot 206 wachtte. Onderweg naar Fourques, nog eens anderhalf uur rijden, luisterden we naar radio Nostalgie en probeerden we nog niet te veel te denken aan onze missie. Toegewijde ouders bespreken op een bepaald moment de toekomst met hun kinderen. Een halve eeuw later is het aan de kinderen om met hun ouders hetzelfde te doen.
Onze ouders vinden ouder worden aartsmoeilijk. Ik kan er in komen. Ik begin het zelf al moeilijk te vinden. Mijn moeder glijdt weg in afwezigheid, slaap, verstrooidheid, kinderlijke onmacht. Haar blik is vaak naar binnen gekeerd. Als ik haar dunne haar voorzichtig föhn en me vervolgens naar de badkamer haast om haarlak te zoeken, maant ze me aan tot kalmte. Ik vind het niet erg om te wachten, zegt ze. Wachten is misschien niet zo erg, als je weet waarop je wacht. Wachten tot je eigen tijd verstrijkt, moet inderdaad lastig zijn en uitnodigen tot slaap en verdoving.

Mijn vader, daarentegen, gaat in verzet. Hij brengt zijn dagen door met het bedenken en uitvoeren van oplossingen voor kleine en grote problemen. Alles wat kapot is, herstelt hij zelf, half op de tast, met de middelen die hij heeft: versleten gereedschap en restjes plakband en draad. Aan iedereen die de moeite wil doen om te luisteren, vertelt hij hoe moeilijk het leven wordt. Hij vertelt en herhaalt anekdotes, een beetje smekend. Alsof hij hoopt dat we oplossingen hebben, of misschien iemand weten, die een oplossing heeft.

We hebben voorzichtig gevraagd of ze naar België terug willen komen. We zouden een comfortabele plek kunnen zoeken. Mijn vader zei meteen ja, mijn moeder zei even resoluut neen. Het weer, zei mijn moeder, ik zou er niet meer aan kunnen wennen.

Ook dat kan ik begrijpen. Als alles moeilijk wordt, is er nog steeds de zon in een blauwe hemel. Een betere troost is er niet.

Zelf ben ik de afgelopen dagen af en toe troost gaan zoeken tussen de oneindige wijngaarden achter het dorp. De oogst is al een paar weken binnen. Tussen de bruinrode bladeren hangen nog kleine trosjes achtergebleven druiven. Te horen aan de geweerschoten en het hondengeblaf, hebben de wijnboeren nu even tijd om te gaan jagen. Ik voel de koelte van de aarde rond mijn enkels. En de uitdrogende kruiden, vooral tijm en rozemarijn, geven het laatste van hun geuren vrij. Ik zou mijn ouders graag berusting willen leren. Maar het enige wat ik kan doen, is zelf al beginnen te oefenen.

Sunday, October 22, 2006

Roeien

Vanmorgen zijn we gaan roeien op het Albertkanaal. Hoe we daar terecht gekomen zijn, is een heel apart verhaal. Els’ vader overleed vorig jaar en wenste als oud-roeier een zeemansgraf. Een paar weken geleden werd zijn urne te water gelaten door de leden van zijn roeiclub. Van het één kwam het ander en voor we het wisten hadden we ons ingeschreven voor een roeiles. We hebben het nog een paar weken proberen uitstellen, maar het moest er toch eens van komen. Els was vooral bang dat ik niet in dat bootje zou geraken zonder te kapseizen. Maar de "trimmi’s" zijn zo goed als onkantelbaar en ik geraakte droog en wel in een éénmansbootje. Alle beginners werden van de kant af geduwd en de begeleiders roeiden met de gevorderden naar de horizon. Daar zaten we. Tussen de sluizen, de glibberige wanden van het kanaal en de rustende vrachtschepen. We roeiden met de riemen die we hadden en na een tijdje begonnen we het zelfs leuk te vinden. Het weer zat een beetje mee en er passeerden niet te veel reuzengrote binnenvaartschepen. We werden steeds stoutmoediger en we tastten de grenzen van het toegelaten roeigebied af. Elke keer een beetje verder. Net toen mijn aandacht helemaal naar een drijvende roos ging werd ik opgeschrikt door de megafoon-instructies van een duidelijke ancien. Ik probeerde te “klikken” (je roeispaan kantelen als ze uit het water komt) maar erg goed was ik daar niet in. Daarna werden we overgeplaatst in een viermanskano en werd het nog erger. De instructeur riep nummer 4 (ik dus) stevig tot de orde. Achteruit geraken is één ding, simultaan roeien is nog iets heel anders.
Na een paar uur op het water strompelden we stijf en moe-maar-gelukkig naar huis waar we werden opgewacht door een paar medebewoners om samen de kelder van het flatgebouw op te ruimen.
We zijn dus nu nog stijver, nog moeër en nog steeds even gelukkig. Als straks al de vuilnis die we uit de kelder gehaald hebben langs de straat staat, zal ik nog gelukkiger zijn, want dan mag ik gaan slapen.

Friday, October 20, 2006

Dakloos

Op een bank zat een heel donkere jongeman frieten te eten en cola te drinken. Naast hem stond een trolley en over de bank hingen een aantal kleren gedrapeerd alsof de bank zijn tijdelijke woning was. Ik rende er tweemaal langs en was al op weg naar de uitgang van het park toen mijn nieuwsgierigheid de overhand kreeg. Gisteravond zat hij er ook al, bedacht ik. Maar misschien is hij er morgen niet meer.
Just call me Denis, zei hij, toen ik zijn naam vroeg. En ja, hij kwam uit Afrika, maar hij had onderweg al verschillende landen aangedaan. Hij wou naar Brussel en dan naar Londen. Maar in Antwerpen zou hij het ook wel gewoon kunnen worden. Behalve dat niet iedereen hier Engels sprak. In Londen wel.
Hij zag er gezond uit, hij was welbespraakt en het was niet koud. Zonder veel moeite zei ik neen, toen hij vroeg of hij bij mij mocht komen slapen. Hij had al aanbiedingen gehad maar hij wou niet met een man mee. Daar kon ik inkomen. Maar ik had niet meteen een alternatief. Ik probeerde me niet schuldig te voelen toen ik gisteravond in mijn warme bed kroop. Vandaag toch eens rondhoren wat de mogelijkheden zijn.

Tuesday, October 17, 2006

Verhalen in het flatgebouw


Het zijn allemaal heel aardige mensen, onze buren. Sommigen zijn zo oud dat we ze nog nooit te zien kregen. De anderen kruisen we op de trap, in de hal of bij de kelders. En één keer per jaar zien we ze op de eigenaarsvergadering. Gisteravond waren er bij mijn weten maar 5 van de 8 verschillende nationaliteiten aanwezig. Het vergaderen was er niet gemakkelijker om. Vooral de oudere dames vertellen graag anekdotes en hoe goed het vroeger allemaal ging in het gebouw. Links van mij zat een Duitser naast een jonge Pool, rechts van mij een oudere joodse dame. Mijn verhuis van het Kiel naar het hart van het stad is waarschijnlijk klein bier in vergelijking met de trajecten die deze mensen hebben afgelegd. Soms heb ik zin om ze één voor één te gaan bezoeken en naar hun levensverhalen te vragen. Want ooit is het te laat daarvoor.
Dat bedachten Els en ik vandaag nog op het Schoonselhof. We lazen namen van mensen en de data van hun geboorte en dood. Veel meer kwamen we niet te weten. Soms een exotische geboorteplaats en een enkele keer een verwijzing naar een oorlog. Hun verhaal zou er bij moeten staan, zei Els. Op de terugweg vroeg ik me af hoe dat dan zou moeten. Met een geluidsbandje zoals in de Efteling? Of een beeldscherm, waarop de gestorvene zelf zijn leven vertelt, dat aanfloept als je er voorbijloopt? Hopelijk komt het nooit zo ver. De rust op het kerkhof is mij te dierbaar. Maar het was wel een prettige gedachte dat er nog veel verhalen geschreven mogen worden.

Tuesday, October 10, 2006

Rozige zondag


Ik herinner me zwarte zondag nog goed. Verbijsterd volgden we de verkiezingsuitslagen en af en toe keek ik uit het raam. Mijn buren van toen bleven die dag binnen.

Vandaag wandelde ik onder de late herfstzon in het park. Ik luisterde naar de vele talen en ik keek naar de mensen. Dames met pruiken, heren met zwarte hoeden, jongetjes met lange blonde krullen aan hun slapen, meisjes in blauwe uniformen, een paar vrolijke Afrikanen, de blonde en roodharige dames met hun hondjes ...

Ik nam een foto van een kip en een konijn. Want mensen fotograferen durf ik niet.

Daarna ging ik op een bankje zitten en telde alle veranderingen in mijn leven sinds november 1994. Het zijn er heel wat en niet van de minste. En sinds zondag is er weer wat veranderd. Mijn angst voor het onvermijdelijke is geluwd. Ik voel me weer wat veiliger in mijn stad.

Monday, October 02, 2006

0110

Eigenlijk hadden we een heleboel gepland. We zouden eerst naar de bibliotheek, daarna naar de markt en de zondag-Delhaize gaan. Dan naar Lot, mijn metemeisje gaan bezoeken. Nog een straffe wandeling in Hallerbos doen en tegen de avond naar Tom Barman gaan kijken. Na overleg schrapten we alles behalve de markt en 0110.
Op beide plaatsen was veel volk. Op de markt vond ik dat lastig. Op de gedempte zuiderdokken niet. Ik was blij dat er zoveel mensen waren. Het hadden er zelfs nog meer mogen zijn. Het was een prettig gevoel om samen verdraagzaam te zijn. Of het toch te proberen. De muziek was lekker. En alles was goed geregeld. Ondanks de wind, de regen en de hagel bleef iedereen lachen.
Tegen de avond drong het stilaan tot me door dat al die lachende gezichten wit waren. Ik begreep het niet en werd er een beetje verdrietig van.
Vanmorgen las ik dat de Ramadan al een week bezig is. Vroeger, op het Kiel zou me dat niet ontgaan zijn. Soms mis ik ze toch, mijn Marokkaanse buren.

Wednesday, September 27, 2006

Le Crotoy

Na een paar dagen vakantie aan de baai van de Somme, ben ik weer aan de slag gegaan met dreamweaver en photoshop. Foto's maken is duidelijk niet mijn grootste talent. Foto's bewerken al evenmin. Moedig doorworstel ik mijn cursussen en bestudeer ik handleidingen. En meer en meer kom ik tot de conclusie dat het leergebied oneindig is. Mijn website vordert heel traag. Ik moet mijn lanceringsdatum nog wat opschuiven. Aan schrijven kom ik nauwelijks toe. Wat een mooie dag zal dat zijn, wanneer de verpakking af is en ik aan de inhoud kan beginnen.

Sunday, September 17, 2006

Levenslang leren

Weer iets bijgeleerd. Dat ik mijn "cache" af en toe moet leegmaken. Vooral als ik prentjes in mijn blog wil. Het wou maar niet lukken. En maar zoeken en proberen. Die jongens (en meisjes ?) van Blogger zijn wel heel vriendelijk en ze leggen alles heel duidelijk uit.
En voila, zo heb ik één van mijn twee vrouwen in beeld gekregen. Op de foto ziet ze er een beetje dom uit. In werkelijkheid is ze superslim, eigenzinnig tot tiranniek. Ze verkort mijn leven door me elke nacht een paar keer wakker te maken. Ze bijt en klauwt naar mijn vrienden.
En ze krijgt in alles gelijk van mijn andere vrouw. Verder is het een schatje. De andere trouwens ook.

Thursday, September 14, 2006

Nieuw parcours

De toegang tot het park was vanmorgen afgesloten. “Mijn” toegang toch. Het is “mijn” toegang tot “mijn” park. Zo heb ik me ooit ook het Hallerbos toegeëigend en jaren later het park “Den Brand”. Als ik verhuis geef ik bossen en parken met hetzelfde gemak terug.

Mijn toegang was dus afgesloten met een groot hek. Ik was nog niet goed wakker en reageerde bijgevolg niet accuraat op de onverwachte hindernis. Ik drentelde wat heen en weer voor het hek waarachter al heel wat beweging was. Een man in een oranje graafmachine schepte zand op en kieperde het in een blauwe vrachtwagen.

Na een paar seconden herinnerden mijn slaperige hersenen zich dat er meerdere ingangen waren en zonder verder na te denken volgde ik het voetpad langs de buitenrand van het park tot de eerstvolgende toegang. Ik liep naar de vijver vanuit een andere hoek en realiseerde mij na een paar meter dat ik in de omgekeerde richting aan het lopen was. Heel even overwoog ik rechtsomkeer te maken maar ik koos voor het avontuur en liep verder in de richting van de wijzers van de klok.

De vijver in het stadspark is niet zomaar een grote plas water. Om te beginnen staat er de laatste tijd bijna geen water in. Dit zou aan het verlaagde niveau van het grondwater liggen en/of aan de zeer breed opgevatte werken in “mijn” stad. Onze burgemeester heeft aan minister Peeters onlangs nog hulp gevraagd om dit te onderzoeken en op te lossen. De omwonende burgers maken zich namelijk zorgen over de waterdieren en bestoken het stadhuis met brieven daarover.

De vijver is bovendien aangelegd in V-vorm. Heel slim van de architect want wanneer je er rond wandelt of loopt krijg je het idee dat het park veel groter is dan de werkelijke 14 ha. Niet alleen is de omtrek daardoor langer, maar naargelang aan welke kant van welk been van de V je staat, krijg je steeds andere gezichtshoeken op het park.

Als je dan ook nog eens van looprichting verandert levert dat weer heel nieuwe beelden op. Zo zag ik vandaag voor het eerst heel duidelijk de hangbrug terwijl ik er al tientallen keren onderdoor gelopen ben zonder ze echt in mijn gezichtsveld te krijgen. Het leek alsof ik in een ander park rende en de weg leek plots veel minder lang. Met gemak werkte mijn verbaasde lijf drie rondjes af.

Ook nog belangrijk om te noteren: een jonge vrouw, op wandel met haar hond, glimlachte naar mij toen ik haar in looppas kruiste. Glimlachende mensen zijn schaars in dit park. Mijn eigen glimlach kwam een fractie van een seconde te laat.

Monday, September 11, 2006

Schrijfdruk Schrijfdrang

Nu ik een website en een weblog heb, moet er geschreven worden. Gelukkig is mijn lezerspubliek op dit moment nog erg beperkt. Ik kan me nog steeds permitteren om wat te in het rond te schrijven. Binnenkort is dat gedaan. Ik heb een duidelijk beeld van wat er op mijn blog moet komen. En ik weet nu ook hoe ik mijn inspiratie kan activeren. Want het komt niet altijd vanzelf. Soms krijg ik een gebeurtenis of een scène zomaar cadeau. Meestal heb ik dan net geen pen en papier bij en tegen de tijd dat ik thuis ben is het beeld al half vervaagd, en ben ik te moe en te afgeleid om nog te gaan schrijven.
Mijn excuus van de afgelopen jaren was een gebrek aan context, aan een kader. Ik had geen inspiratie, heet dat. Af en toe een losse flodder, maar geen verhalen meer.
En nu heb ik plots een heel project. En straks een heus lezerspubliek.
Ik zal naar buiten moeten, observeren, focussen en vooral pen en papier meenemen. Ik zal mij schrijftijd moeten toe-eigenen. En dat laatste is misschien nog het moeilijkste.

Thursday, September 07, 2006

Ongeduld

Gisteren is het mij eindelijk gelukt: mijn website is online. Ik kan nauwelijks wachten om de url naar vrienden en bekenden door te sturen. Maar het is nog te vroeg. Aan mijn website is nog veel werk. Teksten moeten geschreven worden, de lay-out moet nog bijgewerkt en er moeten nog foto's gemaakt worden. Dat laatste is alweer een nieuwe uitdaging. Van een vriendin kreeg ik een digitale camera in bruikleen. De handleiding ligt opengeslagen op de tafel op mij te wachten. Levenslang leren heet dat.
Tussendoor denk ik na over wat er in deze blog moet komen. Nu is het nog gemakkelijk. Ik oefen maar wat. Een paar intimi mogen al eens proeven. Maar straks moet dit een blog worden die zich onderscheidt van alle anderen. Het moet een etalage worden van mijn schrijftalent. Griezelig.

Monday, September 04, 2006

Coming soon

Het is een klein wonder. Of misschien wel een groot. Na jaren lukt het weer. De woorden en de zinnen komen als vanzelf en ze gaan meteen in de juiste volgorde staan. De onderwerpen staan te dringen, het stadspark vooraan.
Allemaal omdat ik "stoemelings" met deze blog begonnen ben.
De volgende stap is de url rondsturen. Spannend. Maar eerst moet mijn website online geraken. Want daar is het allemaal mee begonnen. Met mijn zoektocht naar een nieuw "vak". Ik wou iets doen met schrijven en het web, en het leek me handig om een beetje webdesign te kennen. Ik volgde een paar cursussen en begon aan een website voor een vriendin te knutselen.
Toegegeven, ik zal nooit een IT-specialiste worden en vormgeven en kleuren combineren vind ik aartsmoeilijk. Maar waar een wil is, is een weg. En heel binnenkort gaat lauriesmaatkleding.net online. Ondertussen bouw ik aan mijn eigen stek. Het voelt een beetje vreemd om mezelf zo in de kijker te zetten. Maar het is best leuk en ik ben razend benieuwd naar wat dit allemaal teweeg gaat brengen.

Sunday, September 03, 2006

Rond de vijver

Drie mannen in werkplunje laden klapstoelen van een oranje vrachtwagen. Als ik er net voorbij ben, hoor ik één van hen zeggen: Die loopt hier nog steeds! Die liep hier gisteren ook al!
Ik lach tegen de eenden. Een paar meter verder voel ik me duizelig en moet ik een beetje kokhalzen.

Dat was gisteren. Soms wil mijn lichaam niet mee. Waarschijnlijk omdat ik er de avond ervoor foute dingen in heb gestoken. Lopen is een soort test. Mijn lichaam laat dan weten hoe het zich voelt. Soms vraagt het om bijsturing: zou je niet eens een beetje minder dit en een beetje minder dat?

Soms loopt het vanzelf, op "automatique". Na twee rondjes wil het nog niet stoppen. Toe maar! Nog een rondje.

Friday, September 01, 2006

Een fijn gesprek

Gelukkig moest ik maar om 10.20 u in Mechelen zijn. De meeste kinderen hadden er al meer dan een uur van hun eerste schooldag opzitten toen ik de trein opstapte. Het was dus rustig genoeg om mijn notities door te nemen. Dat deed ook de dame rechttegenover mij. Ze droeg een rok met lieveheersbeestjes erop. Ik had haar willen vragen waar ze hem gekocht had. Ze keek naar mijn notities en glimlachte. We hadden een gesprek kunnen beginnen, maar ik zweeg en staarde naar mijn krabbels. Misschien was ze net als ik onderweg naar een sollicitatiegesprek. Dus liet ik haar met rust.
De waarheid was dat ik niet durfde. Het had nochtans een fijn gesprek kunnen zijn. We hadden steun kunnen vinden bij elkaar en we hadden onze zenuwen kunnen kalmeren. Ik had haar het adres van die kledingzaak kunnen ontfutselen. En bij het afstappen hadden we elkaar succes kunnen toewuiven.
Ik nam me voor om eens wat vaker mijn mond open te doen.
Meteen mocht ik dat voornemen in de praktijk brengen want de ondervraging begon al in de lift. Daarna werd ik door twee vriendelijke heren en een al even vriendelijke dame professioneel op de rooster gelegd.
De beste antwoorden bedacht ik op de terugweg.

Thursday, August 31, 2006

Kruinsnippers

Gisteren ben ik door het park gefietst. De boom lag er nog, in stukken en takken. Drie oranje mannen sleepten de kruin naar een oranje machine, die de takken één voor één inslikte en ze in snippers uitspoog in de laadbak van een oranje vrachtwagen. De andere bomen keken zwijgend toe, donkergroen en zwaar van het augustuswater.
De eenden zaten wat te staren aan de rand van de dichtgegroeide vijver. De duiven drentelden nerveus over het wandelpad.
Alleen het witte en het bruine konijn waren vrolijk.

Wednesday, August 30, 2006

Wilde kastanjelaar geveld

Het moet al een paar dagen geleden gebeurd zijn. De grote kastanjelaar rechttegenover het politiebureau ligt in stukken gehakt aan de rand van de vijver. Het is hartverscheurend om te zien. De snijvlakken zijn nog wit en glanzend. Alleen het onderste stuk van de stam staat nog in de grond. Hellend, de wortels half uitgerukt.
Een beetje uit het lood geslagen, ren ik verder. Ik maak een tweede rondje rond de vijver en loop pardoes tegen een parkwachter aan. Het is de eerste keer dat ik een parkwachter tegenkom en het is de eerste keer dat ik iemand aanspreek in het park. De boom was ziek, zegt hij. Hij had schimmel tussen zijn wortels. Gelukkig dat hij in het park gevallen is, en niet naar de straatkant. Hij kijkt alsof het om een ver familielid gaat.